Foto: M.M.Minderhoud

Volgens het Expertise Netwerk Waterveiligheid (ENW) is er nu vanuit waterveiligheid geen aanleiding om grootschalige woningbouw in diepe polders en uiterwaarden te beperken. Wel zal door klimaatverandering wateroverlast toenemen en daarmee moet rekening worden gehouden bij nieuwbouwprojecten.

Naar aanleiding van twee briefadviezen van de deltacommissaris over woningbouw en klimaatadaptatie (van 1 september en 3 december 2021) vroeg het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat een jaar geleden het Expertise Netwerk Waterveiligheid (ENW) om een reflectie te geven op deze briefadviezen. Daarbij kwam het verzoek van het ministerie aan het ENW om zich uit te spreken over de relatie tussen ruimtelijke ontwikkeling en waterveiligheid – nu, en in de toekomst. Het ENW-advies verscheen op 27 maart.

Adviezen deltacommissaris

In zijn adviezen heeft de deltacommissaris enkele belangrijke aandachtspunten betreffende woningbouw en klimaatadaptatie opgeschreven. Tot 2030 moeten er 900.000 woningen worden bijgebouwd, waarbij het van belang is om ontwikkelingen op het gebied van klimaatadaptatie goed te betrekken. De belangrijkste aanbevelingen van de deltacommissaris zijn:
1. Borg dat in de gebouwde omgeving overal klimaatbestendig wordt gebouwd.
2. Effecten van klimaatverandering moeten niet worden afgewenteld op toekomstige generaties en op andere gebieden, zowel fysiek als financieel.
3. Neem de langetermijnontwikkelingen van zeespiegelstijging, veranderende rivierafvoeren, meer extreem weer en bodemdaling nu mee in de woningbouwplannen om grote kosten in de toekomst te voorkomen.
4. Behoud ruimte voor toekomstige zeespiegelstijging en de daarmee in verbinding staande grote wateren en rivieren. En houd rekening met de gevolgen van deze peilstijging voor de buitendijkse gebieden langs die grote wateren en rivieren.
5. Behoud ruimte voor toekomstige versterking van keringen en behoud ruimte voor tijdelijke berging van rivierwater bij het vaker sluiten van de Maeslantkering.

Langetermijnstrategie

Klimaatverandering en zeespiegelstijging erkent het ENW als ‘een reëel en urgent probleem’. In zijn advies richt het expertnetwerk zich binnen dat bredere vraagstuk op klimaatadaptatie en waterveiligheid. ‘Het veranderende klimaat vraagt om een langetermijnstrategie die ons laaggelegen land leefbaar en bewoonbaar houdt. Het is op voorhand niet duidelijk wat deze strategie zal moeten zijn’, schrijft het ENW, ‘en of het daarin ook verstandig is om terughoudend te zijn met het aanwijzen van locaties voor grootschalige woningbouw in laag Nederland.’

Wateroverlast zal toenemen

Vooralsnog is die terughoudendheid volgens het ENW niet nodig: ‘Waterveiligheid vraagt in toenemende mate om grote investeringen en inspanningen, met een grote impact op de ruimtelijke ordening en ecologie. Als deze inspanningen geleverd blijven worden, is er op dit moment vanuit waterveiligheid geen aanleiding om grootschalige woningbouw in reeds beschermde gebieden te beperken. Wel zal door klimaatverandering wateroverlast toenemen en is het van belang hiermee rekening te houden bij de ruimtelijke inpassing en uitvoering van nieuwbouw.’

Het Nederlandse waterveiligheidsbeleid

Volgens het ENW is de relatie tussen ruimtelijke ontwikkelingen en waterveiligheid op dit moment nagenoeg afwezig: door de adequate bescherming – gebaseerd op het advies van de Deltacommissie uit 1954, dat de rationele basis vormt van het Nederlandse waterveiligheidsbeleid – kan in nagenoeg elke polder gebouwd worden en zijn er vooralsnog nauwelijks richtlijnen voor de wijze waar en waarop wordt gebouwd in polders of beekdalen. De vraag is echter of dat anders moet worden in de toekomst, stelt het netwerk in zijn advies.

Zeven experts

Om een antwoord te vinden op die vraag heeft het ENW – naast een eigen analyse – zeven experts met verschillende perspectieven op dit onderwerp geïnterviewd: Marjolijn Haasnoot en Jaap Kwadijk (Deltares), Richard Jorissen (Rijkswaterstaat), Ties Rijcken (Flows / TU Delft), Marleen van Rijswick (Universiteit Utrecht), Jan Rotmans (Erasmus Universiteit) en Sybe Schaap (voormalig dijkgraaf en lid Eerste Kamer). Er bestaat binnen deze groep consensus dat we alles op alles moeten zetten om laag Nederland zo lang mogelijk bewoonbaar en leefbaar te houden. Ook is er consensus over de noodzaak voor een langetermijnvisie op de manier waarop Nederland moet anticiperen op de effecten van klimaatverandering op waterveiligheid en wateroverlast. Maar niet op alle terreinen zijn de experts het unaniem eens. Zo vindt een deel van de geïnterviewden dat terughoudendheid nodig is voor nieuwbouw in laag Nederland, vanwege grote onzekerheden in de klimaatverandering (vanuit het voorzorgprincipe). De andere geïnterviewden delen deze terughoudendheid niet.

Komende generaties

Het ENW baseert zijn advies onder meer op de meest recente algemene klimaatscenario’s van het IPCC en het KNMI, die laten zien dat twee meter zeespiegelstijging waarschijnlijk pas over meer dan 150 jaar zal optreden. ‘Dit betekent dat de komende generaties vanuit waterveiligheid geen rekening hoeven te houden met grootschalige beperking van nieuwbouw in laag Nederland’, schrijft het ENW. ‘Bescherming tegen zulke omstandigheden zal wel een grote inspanning vereisen en de benodigde ingrepen zullen aanzienlijke ruimtelijke, ecologische en maatschappelijke effecten hebben. In de buurt van waterkeringen zal het gebrek aan ruimte vanwege aanwezige bebouwing een knelpunt kunnen vormen voor versterkingsoperaties.’

Plan voor Nederland

Wel kan het volgens het ENW vanwege wateroverlast of andere functies (natuur, waterberging) wenselijk zijn om bij nieuwbouw nu al passende maatregelen te nemen in nieuw te ontwikkelen gebieden die gevoelig zijn voor overstromingen. Voor al deze ontwikkelingen zijn volgens het expertnetwerk passende regionale plannen en een nationaal ‘Plan voor Nederland’ met uitgewerkte ontwerpen nodig, die er nu nog niet zijn. Het ENW beveelt aan om in elk geval voor de eerste voorziene knelpunten (zoals de Rijn-Maas-Scheldemonding en de Zuidwestelijke Delta) multidisciplinaire kennis in te zetten om strategieën voor het watersysteem uit te werken waarin de effecten voor maatschappij, ruimtelijke ordening, ecologie en economie inzichtelijk worden.