De Unie van Waterschappen heeft de belangrijkste standpunten van de waterschappen aangeleverd bij de politieke partijen die deelnemen aan de Tweede Kamerverkiezingen op 22 november. De hoop is dat deze standpunten een plaats krijgen in de verkiezingsprogramma’s die deze zomer worden geschreven.
De waterschappen willen dat hun belangrijkste belangen worden meegewogen en hebben ook voorstellen die bijdragen aan een toekomstbestendig waterbeheer in Nederland. Water en bodem staan in Nederland immers onder druk. De droogte, extreme hoosbuien, bodemdaling en zeespiegelstijging zorgen ervoor dat veilig wonen en werken niet langer vanzelfsprekend is in Nederland, zo stellen de waterschappen. Rogier van der Sande, voorzitter van de Unie van Waterschappen: “Het is nu heel belangrijk dat het kortetermijnbelang het niet wint van de lange termijn. De waterschappen dringen aan om nu tijdig geld te reserveren voor de dijkversterkingen van de toekomst en het beschermen van de grondwatervoorraad.”
Nationaal Programma Landelijk Gebied
Ook de kwaliteit en de beschikbaarheid van water staan onder grote druk, benadrukt Van der Sande: “De waterschappen pleiten daarom voor landelijke wetgeving voor een leidende rol van water en bodem in ruimtelijke plannen en voor het voorkomen van lozingen van schadelijke stoffen in het water door de industrie. Daarnaast is het belangrijk dat de integrale aanpak van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) wordt voortgezet en snel wordt geborgd in landelijke wetgeving en gebiedsprogramma’s.”
Acht speerpunten
De waterschappen hebben acht speerpunten geformuleerd:
1. Het Rijk moet sneller dan in 2025 met landelijke wetgeving komen voor de implementatie waarmee water en bodem sturend worden voor ruimtelijke plannen. Nieuwe woningen moeten klimaatbestendig zijn (tegen hitte, droogte, wateroverlast en overstroming). Hiervoor ontbreken volgens de waterschappen nog instrumenten, zoals een afdwingbare watertoets, het handhaven van het verplicht afkoppelen van regenwater, de herziening van de Beleidslijn Grote Rivieren en een waterlabel voor huizen.
2. Het Deltafonds moet op tijd worden vergroot. Op basis van inzichten van het Kennisprogramma Zeespiegelstijging concluderen de waterschappen dat het Deltafonds moet worden opgehoogd om de effecten van zeespiegelstijging en bodemdaling op te kunnen vangen. Hierbij moet ook rekening worden gehouden met de stijgende grondstofprijzen.
3. Er zijn nieuwe financiële afspraken nodig en een langetermijnvisie op waterveiligheid, met plannen voor na 2050. In dat jaar voldoen alle dijken aan de nieuwe normen voor waterveiligheid. In de komende kabinetsperiode zijn nieuwe afspraken over de gedeelde financiering van dijkversterking na 2028 nodig. Maar wat gebeurt er daarna? Er moet voldoende budget worden gereserveerd om te kunnen anticiperen op klimaatverandering.
4. Rijksbijdragen aan klimaatadaptatiemaatregelen moeten worden geïntensifieerd en structureel worden gemaakt. Meer landelijke financiering voor maatregelen zorgt volgens de waterschappen dat de opgaven in de regio sneller kunnen worden aangepakt en dat toekomstige schade en overlast kunnen worden beperkt.
5. Landelijke afspraken uit het NPLG moeten snel worden verankerd in landelijke wetgeving en regionaal integraal worden geborgd in gebiedsprogramma’s. Landelijke wetgeving geeft richting aan ruimtelijke plannen en dat moet voor het landelijk gebied niet anders zijn. Hiervoor is een integrale aanpak een vereiste, stellen de waterschappen. Een mogelijke versnelling op thema’s zoals stikstof en woningbouw en het ontbreken van een Landbouwakkoord zouden in hun ogen geen aanleiding mogen zijn om van dit principe af te stappen.
6. Een transitie naar een duurzame land- en tuinbouw is noodzakelijk. Een meer duurzame land- en (glas)tuinbouw draagt bij aan het halen van waterkwaliteitsdoelen. Belangrijk is te blijven werken aan het verminderen van emissies naar water, bodem en de lucht.
7. Er moet wetgeving komen die voorkomt dat schadelijke stoffen uit de industrie het oppervlaktewater vervuilen. Het aantal lozingen door de industrie van nieuwe, opkomende schadelijke stoffen (zoals PFAS) moet worden geminimaliseerd om de waterkwaliteit in Nederland te verbeteren. De REACH-aanpak vanuit Europa staat toe dat stoffen gebruikt worden voordat ze na toetsing verboden worden. Dat vinden de waterschappen onwenselijk. Ze willen een milieubewust stoffenbeleid met als uiterste middel een wettelijk verbod.
8. De grondwatervoorraad moet beter in beeld worden gebracht en er zijn meer landelijke kaders en maatregelen nodig om grondwatergebruik beter te reguleren. De Nederlandse overheden moeten op zoek naar een goede combinatie van meldplicht en vergunningplicht om de grondwatervoorraad te beschermen en grondwateronttrekkingen te reguleren. Waterschappen en provincies zijn hiervoor aan zet, maar er zijn ook landelijk kaders en maatregelen nodig om de grondwatervoorraad beter te beschermen en het waterverbruik en ruimtegebruik beter te laten aansluiten bij de waterbeschikbaarheid in een gebied.