Rivierenland
Foto: Rivierenland

Waterschap Rivierenland geeft voor 2024 nog eens ruim 90 hectare dijkhellingen uit in het rivierengebied. De percelen zijn te gebruiken voor het winnen van gras (twee keer maaien en afvoeren). In oktober 2023 gaf het waterschap al 128 hectare aan dijkpercelen uit.

Het gaat nu om zes dijktrajecten, in aanvulling op de percelen die afgelopen najaar al werden uitgegeven. De extra percelen liggen in het Land van Maas en Waal, de Bommelerwaard en bij Papendrecht. Ze worden op 19 maart uitgegeven en het onderhoud op deze dijktrajecten vindt dit jaar plaats.

Gefaseerd maaien

Rivierenland wil op de dijk werken aan ecologische waarden en biodiversiteit. Het waterschap besteedt hier in het traject van aanbesteding specifiek aandacht aan. Sinds 2021 geldt voor het hele werkgebied van Rivierenland een nieuw ecologisch werkprotocol: eerder maaien en over een langere periode. “Maaisel wordt altijd afgevoerd. En bij het maaien willen we garanderen dat fauna altijd een vlucht- en verblijfplaats heeft op de dijk. Daarom vindt de eerste maaironde plaats in twee fasen. Eerst wordt in mei de helft van de dijk gemaaid. De tweede helft wordt minstens zes weken later gemaaid, als de eerste helft weer is gegroeid”, aldus het waterschap. De tweede maaironde vindt plaats tussen 15 augustus en 1 oktober. Hierbij wordt al het gras op de dijken in één keer gemaaid.

Biodiversiteit

De grasbekleding op de dijken draagt bij aan de waterveiligheid. Het waterschap heeft ervoor gekozen om de biodiversiteit van die graslanden te vergroten. Dijken vormen in Nederland een bijzondere standplaats voor planten en een leefgebied voor fauna. Bij planten gaat het om mossen, grassen en kruiden. Bij fauna om een veelheid aan organismen die in de bodem leven, daarop rondkruipen en erboven rondvliegen. Concreet streeft Rivierenland naar een kruidenrijke dijkbegroeiing met zoveel mogelijk ruimte voor insecten.

Maaibeheer

Er zijn verschillende vormen van beheer mogelijk. Voor het waterschap geldt als voorwaarde bij alle beheervormen dat de vegetatie en wortelstructuren gezond en gesloten blijven. En dat het talud niet beschadigd raakt waardoor gaten of reliëf ontstaan. Meerdere onderzoeken tonen volgens Rivierenland aan dat een minder sterke zode ontstaat door bemesting. Of door onvoldoende maaien of door klepelbeheer, waarbij gras tot pulp wordt geslagen en blijft liggen. Het waterschap kiest overwegend voor het maaien en afvoeren, omdat die beheervorm het beste is voor de vorming van sterke graszoden. In beginsel maait het waterschap de dijken in twee maairondes of maaibeurten. De eerste vóór de zomer, de tweede erna.