Om te voorkomen dat ongewenste opwarming van drinkwaterleidingen door warmte-uitstraling van warmtenetten optreedt, tekenden branchevereniging Energie Nederland en Vewin op 24 juli een overeenkomst. Het uitgangspunt van de overeenkomst is dat warmtenetten en drinkwaterleidingen 1,5 meter uit elkaar liggen, met de mogelijkheid om voor een beperkt deel tot 1 meter afstand uit elkaar te liggen.
Klimaatverandering, een toename van warmtebronnen door verstedelijking en de energietransitie dragen bij aan opwarming van de bodem. Dit vergroot de kans op ongewenste opwarming van drinkwater in ondergrondse drinkwaterleidingen, met negatieve gevolgen voor de drinkwaterkwaliteit en een potentieel risico voor de volksgezondheid.
Op 24 juli hebben Energie Nederland en Vewin daarom een overeenkomst getekend met afspraken over de afstand tussen ondergrondse warmtenetten en drinkwaterleidingen. Het uitgangspunt is dat warmtenetten en drinkwaterleidingen 1,5 meter uit elkaar liggen, met de mogelijkheid om voor een beperkt deel tot 1 meter afstand uit elkaar te liggen. De gemaakte afspraken zijn essentieel om de drinkwaterkwaliteit te waarborgen en de energietransitie te faciliteren.
Overeenkomst
De overeenkomst biedt een kader voor veilige en efficiënte samenwerking tussen de drinkwater- en warmtesector en werd ondertekend door directeur Hans de Groene van Vewin en directeur Sam Collot D’Escury van Energie Nederland. De gemaakte afspraken moeten ervoor zorgen dat ongewenste opwarming van drinkwaterleidingen door warmte-uitstraling van warmtenetten voorkomen wordt.
Drinkwater maximaal 25 graden Celsius
In de wet is vastgelegd dat drinkwater maximaal 25 graden Celsius mag zijn aan de tap. Overschrijding van deze norm kan gevolgen hebben voor de drinkwaterkwaliteit en vormt een potentieel risico voor de volksgezondheid, met name door de mogelijkheid van legionellabesmetting.
Drinkwaterkwaliteit beschermen en bijdragen aan energietransitie
Met de toenemende vraag naar duurzame warmteoplossingen en de complexiteit van ondergrondse infrastructuren, is het cruciaal om afspraken te maken die de drinkwaterkwaliteit beschermen. De Groene, directeur van Vewin: “Deze overeenkomst komt op een moment dat de energietransitie en klimaatverandering grote uitdagingen stellen aan het plannen en beheren van de infrastructuur. We zijn blij met deze afspraken; de overeenkomst is een belangrijke stap vooruit in het beschermen van de drinkwaterkwaliteit terwijl we bijdragen aan de energietransitie. Samenwerking en duidelijke afspraken zijn belangrijk om de volksgezondheid te waarborgen en tegelijkertijd duurzame infrastructuurontwikkelingen mogelijk te maken.” Collot d’Escury, directeur van Energie Nederland, voegt toe: “De overeenkomst legt een basis voor de samenwerking tussen de drinkwater- en warmtesector, waardoor de ontwikkeling van warmtenetten wordt bevorderd en negatieve effecten op de drinkwatertemperatuur worden vermeden.”
Regie vanuit gemeenten nodig
De beschikbare ruimte voor de (ondergrondse) aanleg van nieuwe infrastructuur is beperkt. Dit zal ook steeds meer invloed hebben op bestaande netwerken. Deze drukte in de ondiepe ondergrond moet in goede banen geleid worden. Netbeheerders, waaronder de drinkwaterbedrijven, kunnen dit niet alleen. Zij hebben gemeenten nodig om hierop regie te voeren volgens de drinkwater- en energiesector. Met name bij de inrichting, het beheer en toezicht op het gebruik van de ondiepe ondergrond is het van groot belang dat gemeenten hier een regierol in pakken, aldus Vewin en Energie Nederland.