De nieuwe minister van Infrastructuur en Waterstaat, PVV’er Barry Madlener, wil de beslissingen over de inzet van innovatieve waterzuiveringstechnologie zoveel mogelijk overlaten aan de betrokken partijen, zoals waterschappen en drinkwaterbedrijven. Dat blijkt uit zijn antwoorden op Kamervragen.
De Kamerleden Chris Stoffer (SGP) en Geert Gabriëls (GroenLinks-PvdA) hadden op 27 juni een dozijn vragen gesteld over de inzet van innovatieve waterzuiveringstechnieken, naar aanleiding van een artikel in De Telegraaf, getiteld ‘Watertekort ondanks regenval: prijs drinkwater moet fors omhoog’. Minister Madlener stuurde de Tweede Kamer op 16 augustus een brief met de antwoorden op die vragen. De rode draad in die antwoorden: er zijn door Madleners ambtsvoorganger Mark Harbers diverse maatregelen genomen en acties in gang gezet die de kwaliteit van het oppervlaktewater verder zullen verbeteren. En het is aan de drinkwaterbedrijven om te beoordelen welke behandelingen van het ingenomen water nodig zijn om hier drinkwater van te maken.
Normen KRW
Stoffer en Gabriëls vroegen de minister ook in hoeverre hij innovatieve zuiveringstechnieken nodig acht om de normen van de Kaderrichtlijn Water (KRW) voor chemische stoffen te halen en ook in de toekomst voldoende en veilig drinkwater te garanderen. Volgens minister Madlener zijn innovatieve zuiveringstechnieken zeker nodig, maar in aanvulling op de bronaanpak. ‘Een deel van de chemische stoffen, zoals veel medicijnresten, kunnen goed en kosteneffectief worden gezuiverd met bestaande technieken, zoals ozon en poederkool’, schrijft hij in zijn antwoord. ‘Voor andere stoffen, zoals PFAS, zijn innovatievere methoden nodig. Doordat er steeds nieuwe stoffen op de markt komen, blijft ontwikkeling en innovatie nodig, om nieuwe robuuste, selectieve en daardoor kosteneffectieve zuiveringstechnieken te kunnen inzetten om ook deze nieuwere stoffen te kunnen zuiveren.’
Geen actieve rol voor het Rijk
De nieuwe minister wil zich nadrukkelijk niet bemoeien met de keuzes voor bepaalde waterzuiveringstechnieken. Die keuze is aan anderen, stelt hij: ‘Het Groeiplan Watertechnologie geeft een belangrijke impuls aan de uitbreiding, innovatie en export van de watertechnologiesector. In het consortium werken watertechnologiebedrijven, drinkwaterbedrijven, kennisinstellingen en waterschappen samen om innovaties verder te brengen, en werken zo’n 600 partijen samen. In deze samenwerking wordt ook de samenwerking op de Nederlandse thuismarkt voor innovatieve watertechnologie gestimuleerd. Het is echter aan de drinkwaterbedrijven, waterschappen en industrie zelf om nieuwe technologie te omarmen. Deze maken hun eigen afwegingen over de noodzaak van vervanging dan wel uitbreiding en het wel of niet toepassen van alternatieve technologie.’
Vierde trap
Dit principe trekt Madlener door naar de zogeheten vierde trap, die vanwege de herziening van de Europese Richtlijn stedelijk afvalwater op meer rwzi’s zal moeten worden gerealiseerd. ‘Er wordt in diverse trajecten gewerkt aan het inzetten van een vierde trap voor zuivering van effluent. Hiermee wordt de inzet van aanvullende zuiveringstechnieken gestimuleerd. De waterbeheerders kiezen hierbij zelf welke techniek wordt toegepast, bijvoorbeeld innovatieve technieken, waarbij belangrijk is dat de beoogde techniek voldoende zuiveringsrendement oplevert. Het is aan de medeoverheden zelf om hun eigen afwegingen te maken over welke techniek wordt toegepast’, aldus de minister.