We lopen tegen de grenzen van het watersysteem aan, dat is algemeen bekend. Wie bepalen die grenzen eigenlijk?
Was het nou Rousseau of Hegel die schreef dat de uitruil tussen vrijheid en comfort het fundament onder de samenleving is? Ooit waren we vrij om te gaan en staan waar we wilden, maar het vrij rondzwerven was monsterlijk gevaarlijk. We gingen samenwerken om ons te verweren. We moesten afspraken maken en ons daaraan houden. Meer comfort, minder vrijheid.
De moderne samenleving is in historisch opzicht extreem comfortabel. De prijs die we betalen zijn extreem veel afspraken en regels. Ook in de waterwereld. Er is een bepaald type regel die ik de nullijn noem. Twee voorbeelden.
Als een gebiedsontwikkelaar een sloot wil dempen gaat er bergend volume verloren. Dat mag niet, dus moet de ontwikkelaar in het plangebied elders een compenserende plas water graven. De grens is de huidige bergingscapaciteit. Als een natuurontwikkelaar buitendijks weiland laat begroeien met struweel en bos, stuwt de rivierafvoer op. Dat mag niet, vanwege de waterveiligheid, dus moet de natuurontwikkelaar elders in het plangebied iets uit- of afgraven. De grens is de huidige ruwheid.
Bij de “nullijn” moet behouden blijven wat er is. Maar is dat wel het beste?
Zo zijn er nog veel andere nullijn-achtige grenzen, zoals de Basiskustlijn en Natura2000, en er zijn vast ook vele kleintjes. De essentie is dat zoals iets op een bepaald moment is, behouden moet blijven. Heel begrijpelijk en helder. Maar ik heb er twee principiële bezwaren bij.
Ten eerste is het nog maar de vraag of de huidige situatie eigenlijk wel de beste situatie is. Vaak is het handhaven van de huidige situatie de uitkomst van een vastgelopen proces: we worden het niet eens over een verbetering, dus dan maar vasthouden aan het huidige. Ten tweede legt de nullijn de verantwoordelijkheid van het handhaven van de nullijn vaak bij partijen die niet de beste kaarten op handen hebben om het probleem in kwestie te lijf te gaan.
Wie zegt dat de huidige bergingscapaciteit van een gebied de beste bergingscapaciteit is, gezien de toename van de piekbuien? En als de bergingscapaciteit omhoog moet, hoe veel hebben we er dan aan als projectontwikkelaars vele kleine plasjes makelaarswater graven? Zou het niet efficienter zijn en veel mooier worden als waterschap, ontwikkelaar en provincie tezamen een goed waterbeheerplan maken, waardoor de totale waterbergings- en afvoercapaciteit niet alleen behouden blijft, maar zelfs omhooggaat?
En wie zegt dat de huidige ruwheid in een uiterwaarde de beste is? Als de ruwheid omhoog mag gaan, mag de natuur veel meer verwilderen. Dat levert veiligheidsverlies op, maar dat is prima te compenseren met een beetje extra dijkversterking – dat betekent tien maal minder grondverzet (zo is uitgerekend), en we moeten de rivierdijken toch allemaal aanpakken.
Soms wordt een nullijn geëvalueerd en opnieuw ingesteld. De basiskustlijn van 1990 bijvoorbeeld is drie keer formeel herzien. Ik ben daar een groot voorstander van. Ik meen een onderbuikgevoel in de samenleving te ontwaren dat de Natura2000-regels té beknellend zijn. Laten we daar nog eens goed naar kijken.
Neem de vrijheid om de kaders ter discussie te stellen. Dat maakt mensen nerveus, maar levert op termijn meer comfort. De grenzen waar wij tegenaan lopen zijn geen voldongen feiten. We maken ze samen – en we kunnen ze ook aanpassen.
Ties Rijcken is publicist, verbonden aan de Technische Universiteit Delft