Een visualisatie van het project Meanderende Maas (afbeelding: Aa en Maas).

Vrijdag 15 november heeft het Algemeen Bestuur van waterschap Aa en Maas voor het eerst vergaderd over de voorkeursvariant van het project Meanderende Maas. Een aantal partijen had met name veel vragen over de kwelproblematiek en over het al of niet onteigenen van benodigde grond. Deze onderwerpen zullen terugkeren op de agenda van volgende bestuursvergaderingen.

Aan de vooravond van de vergadering had de VVD, met vier van de 23 niet-geborgde zetels de grootste oppositiepartij, een aantal voorwaarden op tafel gelegd waaraan het project in haar ogen moet voldoen. Zo stelde de partij dat alle overheidspartners, vanuit hun doelstellingen, een eerlijk aandeel moeten betalen voor dit integrale project, waarbij het waterschap aan de lat staat voor zijn bijdrage aan waterveiligheid. Bovendien wil de VVD dat het college geen bestuursovereenkomst kan aangaan zolang relevante informatie over de risico’s voor de inwoners en eigenaren en eerlijke kostenverdeling tussen partijen niet inzichtelijk is. Deze voorwaarden zijn door het Algemeen Bestuur geheel ingewilligd. In de vergadering is onderstreept dat het waterschap zijn middelen vanuit waterveiligheid in wil zetten ten behoeve van het project en dat in de kostenverdeling duidelijk uitgesplitst moet zijn welke kosten toekomen aan die waterveiligheid. Bij de begrotingsbehandeling is een motie van die strekking, ingediend door alle fracties van het AB met een positief advies van het DB, unaniem aangenomen.

‘Opgegroeid met de Maas en tussen de dijken’
VVD-fractievoorzitter William de Kleijn heeft de eerste bespreking van de voorkeursvariant mede vanuit persoonlijke betrokkenheid gevoerd. “Wat ik merkte, is dat leden van het Algemeen Bestuur moeite hebben om het project te doorgronden. Het is in ons waterschap het eerste dijkversterkingsproject sinds eind jaren negentig. Omdat voorbereiden van infrastructurele projecten ook mijn beroep is – ik werk al ruim tien jaar bij de Provincie Noord-Brabant in de rol van technisch manager en omgevingsmanager – heb ik hierbij wat extra achtergrond. Bovendien ben ik opgegroeid in de buurtschap Keent, die bijna jaarlijks was afgesloten van de buitenwereld door het Maaswater, net als Itteren en Borgharen in Limburg. Ik ben dus opgegroeid met de Maas en tussen de dijken en weet dus de kracht van het Maaswater en de impact van evacuaties, omdat ik die aan den lijve heb ondervonden”, aldus De Kleijn.

Kweleffecten en de zorgen van aanwonenden
De persoonlijke en beroepsmatige betrokkenheid van De Kleijn kwam zeer van pas bij de behandeling van een ander aspect van het project. De VVD-fractie wilde, voorafgaand aan de besluitvorming, weten wat en waar de extra (kwel)effecten in het binnendijks gebied zijn vanwege het weghalen van de buitendijkse klei. “Het is ook nodig inzicht te hebben in de maatregelen die getroffen kunnen worden om die effecten binnen de perken te houden en te weten wie die kosten betaalt”, zegt De Kleijn. “Vanuit mijn kennis van andere rivierprojecten en omdat ik uit Keent kom, weet ik hoe belangrijk kwel is en hoeveel zorgen dit kan opleveren bij aanwonenden als hier geen duidelijke afspraken over worden gemaakt.”

Effecten worden nog onderzocht
Wat betreft het optreden van kweleffecten moest het Dagelijks Bestuur op 15 november het antwoord nog even schuldig blijven. De portefeuillehouder gaat uitzoeken of er wel kweleffecten gaan plaatsvinden, op welke plaatsen en wat dit betekent. Het Algemeen Bestuur kreeg de toezegging dat er ook een terugkoppeling volgt over wie dit gaat betalen. Dijkgraaf Lambert Verheijen van Aa en Maas is voorzitter van de stuurgroep van het project en hij gaf in de vergadering aan dat er vanuit het gebied al eerder gevraagd was naar kweleffecten. Ook hij onderkende dat dit nog niet bekend is en dat het belangrijk is om grenzen te stellen voor wat toelaatbaar is, omdat hier anders discussie over blijft ontstaan. Wat wel/niet acceptabel is zal worden vastgelegd, zegde de dijkgraaf toe.

Nog geen eenduidige mening over onteigening
Wat betreft het vraagstuk van de onteigening was het Algemeen Bestuur niet eenduidig. De meeste fracties hadden zich nog geen mening gevormd in deze eerste opiniërende bespreking van de voorkeursvariant. Uit de voorliggende stukken is ook niet precies op te maken welke eigenaren en percelen door het plan getroffen worden. De VVD wil voorkomen dat, door de vervlechting van alle doelen, er in de uiterwaarden landbouwpercelen onteigend worden die niet direct benodigd zijn voor de dijk zelf. “Die aanpak valt niet te rijmen met de Brabantse manier van samenwerken”, stelt De Kleijn. Op een hoger abstractieniveau gaven de fracties van ‘de geborgden’ en het CDA aan dat er te veel landbouwgrond verloren gaat en dat er ingezet moet worden op extensieve landbouw in de uiterwaarden. Deze partijen stelden ook dat bosvorming in de uiterwaarden 6 centimeter waterstandsverhoging veroorzaakt en dat dit best gematigd zou mogen worden. Ook zouden hierover volgens die fracties goede afspraken gemaakt moeten worden. Dezelfde fracties maken zich ook zorgen om de grondposities.

De ‘intentie’ om ‘in principe’ niet te onteigenen
Het Dagelijks Bestuur heeft bij monde van de portefeuillehouder aangegeven dat het waterschap alleen gaat over de dijkversterking en geen verdere bevoegdheden heeft. De zorgen en voorstellen aangaande extensief beheer en opstuwend effect neemt de portefeuillehouder mee naar de Stuurgroep en ook onderzoekt hij of er nog afspraken gelden uit de laatste ruilverkaveling. Het Dagelijks Bestuur geeft aan dat het de ‘intentie’ heeft om het onteigeningsinstrument ‘in principe’ niet in te zetten. Zo’n 80 procent van de uiterwaarden is ook al eigendom van Natuurmonumenten.

Meer duidelijkheid toegezegd
“Met de mededeling dat het waterschap alleen over de dijken gaat, is onze zorg voor een groot deel weggenomen”, zegt VVD-fractievoorzitter De Kleijn. “Maar we zijn niet gerustgesteld zonder expliciete toezegging dat het waterschap het onteigeningsinstrument niet inzet. De woorden ‘intentie’ en ‘in principe niet’ zijn onduidelijk. Hierop heeft de portefeuillehouder aangegeven dat deze duidelijkheid over onteigening er is bij de uitwerking in het definitieve projectplan. Ik ga ervan uit dat dit de eerstvolgende bestuurlijke stap is.” Wat betreft het verdere besluitproces is direct door het Dagelijks Bestuur toegezegd dat alle relevante informatie over het proces, de financiën en de risico’s eerst in het Algemeen Bestuur wordt besproken en dat er voorafgaand aan de ondertekening van de bestuursovereenkomst, goedkeuring van het Algemeen Bestuur nodig is.