De crisiscommunicatie tussen alle betrokken partijen na de aanvaring van een benzeentanker met de stuw in de Maas bij Grave is voor verbetering vatbaar. Dat blijkt uit een evaluatierapport van onderzoeksbureau Berenschot naar de crisisbeheersing in de eerste 48 uur na de aanvaring van de stuw bij Grave.
De ministers van Infrastructuur en Milieu en van Veiligheid en Justitie gaven Berenschot de opdracht voor een onderzoek met als doel van het incident te leren. Rijkswaterstaat constateerde in eerste instantie alleen dat de brug over de Maas gesloten moest worden. Veel later werd pas duidelijk dat een tanker met het explosieve benzeen op de stuw was gebotst en dat daardoor het waterpeil in de Maas daalde. En pas uren later werd vastgesteld dat ook het waterpeil in het Maas-Waalkanaal zakte.
Gebrekkige communicatie
Uit het onderzoek van Berenschot blijkt dat de dichte mist het werk bemoeilijkte en dat de situatie uniek was. Nog nooit eerder had een schip een stuw geramd. Bij de hulpdiensten bestond er bovendien onduidelijkheid of Grave in Brabant of in Gelderland ligt.Bestuurders in Gelderland hadden sterk aangedrongen op de evaluatie. Burgemeester Mengde van de gemeente Heumen vond dat hij veel te laat op de hoogte was gebracht. Hij was daardoor niet in staat om zijn inwoners te waarschuwen. En dat terwijl aan de Brabantse kant van de Maas groot alarm was geslagen. Bewoners werden daar opgeroepen ramen en deuren dicht te houden.
Coördinatie
Volgens de onderzoekers wisselden Rijkswaterstaat, waterschappen en hulpdiensten bij de stuw goed informatie met elkaar uit, maar op andere plekken werden partijen naar eigen inzicht op de hoogte gebracht. Pas twaalf uur na de aanvaring was bij alle direct betrokkenen duidelijk wat er was gebeurd.
Opvallend is dat de veiligheidsregio’s zichzelf niet zien als de coördinerende crisisorganisatie bij een multidisciplinaire crisis, terwijl Rijkswaterstaat, de waterschappen en gemeenten dachten dat de veiligheidsregio’s bij elke multidisciplinaire crisis een coördinerende rol hebben.