Hergebruik van bewerkt zuiveringsslib vormt mogelijk een belangrijke bouwsteen voor de ontwikkeling van een gezond bodemleven. De kwaliteit van het gebruikte zuiveringsslib en de wettelijke mogelijkheden voor verdere toepassing zijn cruciaal voor een succesvolle toepassing. Dat blijkt uit het project ‘Bodemverbetering met slibcompost’ op Agroinnovatie Centrum de Marke. Hier is de afgelopen drie jaar onderzocht hoe zuiveringsslib in de vorm van slibcompost opnieuw kan worden toegepast in de landbouw.
Voor de veldstudie werden jaarlijks slibcompostproducten bereid door zuiveringsslib te mengen met groenstromen (bermmaaisel van de gemeente Bronckhorst, sloot- en taludmaaisel van het waterschap Rijn en IJssel). Vervolgens werd het gecomposteerd. De slibcompostproducten werden ondergewerkt op proefvelden waarop snijmais werd geteeld.
Vaak verontreinigd
Het in de veldproeven gebruikte zuiveringsslib is geanalyseerd op een breed scala aan stoffen. Het bleek niet verontreinigd te zijn met uitzondering van een lichte verhoging van koper en zink. Dat is volgens projectleider Peter Laan van FARO advies opvallend. “We gaan er vaak vanuit dat slib flink verontreinigd is, zowel met zware metalen, microplastics en organische micro’s. Maar omdat slib normaal gesproken de verbrandinsoven ingaat, is dat niet breed onderzocht, dus weten we het eigenlijk niet.”
Koper en zink
Zink en koper zijn volgens hem een apart verhaal. Veel landbouwers zien dit niet als verontreiniging. “In de -uit 1989!- Nederlandse wetgeving echter is nog steeds een heel lage norm hiervoor gesteld terwijl de EU normen voor koper en zink zijn aan gepast en omhoog zijn bijgesteld. De normen voor toxische metalen (lood, cadmium, nikkel, kwik en chroom) zijn juist lager geworden.”
Kwaliteit borgen
De betrokken partijen, waaronder projectleider en bedenker FARO advies, dat samen met Agriton en de Marke het onderzoek uitvoerde, vragen zich echter af hoe representatief de resultaten uit de veldstudie zijn. Voor de toepassing van slib in de landbouw uit andere zuiveringsinstallaties is het van belang de kwaliteit integraal te onderzoeken, te toetsen en te borgen. Met name de verontreiniging met organische microverontreinigingen, PFAS en microplastics spelen een belangrijke rol. Microplastics zijn volgens Laan heel lastig te onderzoeken. “De onderzoeken bij KWR en het RIVM staan nog in de kinderschoenen.
Integraal afwegingskader
De initiatiefnemers bevelen aan een integraal afwegingskader te maken voor de toepassing. Het komt erop neer dat je de noodzaak en de mogelijkheden per locatie tegen elkaar afweegt: hoe urgent is de toevoeging van organische stof zowel voor bodemverbetering als verhoging van het vochtbergend vermogen? Welke tekorten zijn er aan micronutriënten zoals koper en zink? Hoeveel kansen zijn er voor deze producten in vergelijking met andere bodemverbeteraars etc.
Vervolg
Wanneer deze producten op een veilige manier toegepast kunnen worden leidt dit tot het sluiten van lokale of regionale kringlopen en het gebruik van minder kunstmest, stellen de betrokken partijen. Want ze verwachten dat er door de afschaffing van de derogatie meer kunstmest zal worden gebruikt, terwijl dit soort producten kunstmest juist kan vervangen.
Er komen vervolgexperimenten. Hierbij is het volgens de betrokken partijen van belang ook de mogelijkheden vanuit de wet- en regelgeving te vergroten. Die vormt nu nog vaak de grootste hobbel voor verder onderzoek. Het creëren van experimenteerruimte, juist ook in de wet- en regelgeving, is van groot belang om stappen te zetten.
De Achterhoek
De Achterhoek is een zogenaamde ‘experimenteer regio’ voor kringloop landbouw namens het ministerie van LNV. Laan: “Maar het blijft buitengewoon lastig om de juridische hobbels te passeren en een pilot proef te doen, zelfs terwijl de beleidsmakers en de politiek hier zoveel waarde aan zeggen te hechten.”