Getijdenenergiebedrijf Tocardo plaatste in 2015 vijf getijdenturbines in de Oosterschelde, maar ging onlangs voor de tweede keer failliet (foto: Tocardo).

Ruim 10 procent van de Nederlandse vraag naar duurzame elektriciteit kan uit water komen. Sommige technieken zijn direct inzetbaar, terwijl anderen opschaling via proefprojecten nodig hebben om de verdere ontwikkeling te stimuleren. Dat blijkt uit het recent verschenen rapport ‘Perspectieven elektriciteit uit water’ van Witteveen+Bos en CE-Delft in opdracht van STOWA, Rijkswaterstaat en het ministerie van IenW.

Volgens het Klimaatakkoord moet in 2030 80 procent van de elektriciteit worden opgewekt uit duurzame bronnen. In 2050 moet dat vrijwel 100 procent zijn. Wind en zon zijn momenteel de enige bronnen om deze ambitie te behalen. Van de totale elektriciteitsproductie in Nederland wordt overigens nog maar 15 procent duurzaam gewonnen, zo becijferde het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in maart van dit jaar.

Ook uit water is duurzame energie te halen. Daarom brachten de adviesbureaus de potentie van duurzame energie uit water voor de toekomstige energievoorziening in kaart. Het rapport is volgens de betrokken partijen een gedegen vertrekpunt voor de routekaart Elektrische energie uit water die minister Wiebes op verzoek van de Tweede Kamer heeft toegezegd.

Marktrijpe en betaalbare technieken
Marktrijpe en betaalbare technieken die direct inzetbaar zijn, kunnen voor 2030 circa 2 procent bijdragen aan de landelijke elektriciteitsvraag. Hierbij gaat het om zonnepanelen op meren, waterkracht bij stuwen bij grote rivieren, waterkracht bij stuwen bij beken en waterlopen en slim malen. De adviesbureaus plaatsen kanttekeningen bij de toepassing van waterkracht. Het is schadelijk voor vissen. Zo is het schadepercentage voor aal 20 tot 30 procent en meer dan tien procent voor overige vissoorten bij bestaande centrales in Linne, Lith en Maurik.

Opschaling via proefprojecten
Daarnaast brengt het rapport een aantal technieken in kaart die opschaling via proefprojecten nodig hebben om de verdere ontwikkeling te stimuleren. Samen zouden zij voor 9 procent kunnen bijdragen aan de landelijke elektriciteitsvraag. Hierbij gaat het om energie uit zoet-zout verschillen, getijdenenergie met verval bij waterkeringen, getijdenenergie met stroming, golfenergie, zonnepanelen op zee en conversie naar groene waterstof.

Getijdenenergie en valmeer
De grootste potentie zien de adviesbureaus in getijdenenergie met Dynamic Tydal Power (DTP) en pompopslag met behulp van een valmeer: 55 procent van de landelijke elektriciteitsvraag. DTP is een techniek waarbij een kilometerslange strekdam in de vorm van een T in de zee wordt gebouwd, om de getijdengolf te beïnvloeden en zo een verval over deze dam te creëren. Door circa 10 procent openingen te maken voor turbines in de dam is elektriciteitsopwekking mogelijk.

Pompopslag met een valmeer is gebaseerd op meest toegepaste vorm van elektriciteitsopslag: pompcentrales met reservoirs in de bergen. Omdat er in Nederland geen bergen zijn zou een kunstmatig reservoir nodig zijn. Bijvoorbeeld in de Noordzee binnen een groot windpark.

Deze twee projecten zouden de grootste bijdrage kunnen leveren aan energie-opwek en opslag, maar vergen volgens de adviesbureaus door de omvang, complexiteit en ontbrekende financieel haalbare businesscase een sterke regierol van de (Rijksoverheid).