![cora-van-nieuwenhuizen-2-e1620773273577](https://www.waterforum.net/wp-content/uploads/2021/05/cora-van-nieuwenhuizen-2-e1620773273577-1-696x424.jpg)
De Algemene Rekenkamer benadrukt in een recent rapport dat de minister van IenW verantwoordelijk is voor het nationale grondwaterbeheer. Ook coördineert zij een nationale aanpak voor klimaatadaptatie. Daarom verwacht de Rekenkamer dat zij op grond van deze verantwoordelijkheden sterker en inhoudelijker betrokken is bij de droogteproblematiek in grondwaterafhankelijke regio’s en het bebouwd gebied. Demissionair minister Van Nieuwenhuizen neemt het advies over.
De Algemene Rekenkamer oordeelt positief over de aanpak van de minister van IenW om de droogte te bestrijden in de lager gelegen delen van Nederland, die zijn aangesloten op het hoofdwatersysteem. Dat komt vooral door het Deltaprogramma Zoetwater. Waterbeheerders kunnen in het hoofdwatersysteem tal van maatregelen nemen, zoals het open of sluiten van stuwen om water vast te houden of juist versneld af te voeren. Dat hebben ze de afgelopen maanden dan ook volop gedaan.
Dalende grondwaterstanden
Het Deltaprogramma Zoetwater werkt volgens de Rekenkamer minder goed voor delen van Nederland die afhankelijk zijn van grondwater. Dat geldt ook voor het bebouwd gebied waar een lage grondwaterstand door droogte problemen oplevert. Dalende grondwaterstanden tasten de stabiliteit van de bodem en de funderingen van gebouwen aan, waardoor gebouwen en infrastructuur kunnen verzakken. In veen- en kleigebieden versterkt droogte het proces van bodemdaling, waardoor deze gebieden nog sneller zakken en er veel CO2 vrijkomt. Steden als Rotterdam, Gouda en Zaanstad ondervinden veel last van deze gevolgen van droogte.
Ruimtelijke maatregelen
Waterbeheerders hebben nu eenmaal minder invloed op grondwaterstanden, aldus de Rekenkamer. Daarvoor zijn ruimtelijke maatregelen nodig. Deze komen lastiger tot stand omdat er in vergelijking met maatregelen in het zoetwatersysteem meer partijen bij betrokken zijn. Ook liggen er vaak lastige belangenafwegingen aan ten grondslag liggen. Daar komt bij dat het Rijk maar voor een deel bijdraagt aan de kosten. Om ruimtelijke maatregelen uit te voeren, moeten decentrale overheden daarom vaak aansluiting zoeken bij andere projecten voor cofinanciering. Dat kost veel afstemming en tijd, stelt de Rekenkamer.
Water sturend
Volgens de Unie van Waterschappen is het daarom nodig dat overheden water sturend laten zijn voor de ruimtelijke inrichting. Ook kunnen de waterschappen ondersteuning vanuit het Rijk gebruiken bij de aanleg van klimaatbuffers en bij klimaatbestendig bouwen. Samen met de provincies en gemeenten heeft de Unie van Waterschappen dan ook opgeroepen tot een structurele financiële bijdrage van het Rijk voor de realisatie van dit soort maatregelen om tot een klimaat- en toekomstbestendig Nederland te komen.
Drie aanbevelingen
De Rekenkamer benadrukt dat de minister van IenW verantwoordelijk is voor de nationale zoetwatervoorziening inclusief grondwater. Ook coördineert zij een nationale aanpak voor klimaatadaptatie. Daarom verwacht de Rekenkamer van de minister dat zij op grond van deze verantwoordelijkheden sterker en inhoudelijker betrokken is bij de droogteproblematiek in grondwaterafhankelijke regio’s en het bebouwd gebied.
Hiervoor doet de Rekenkamer drie aanbevelingen:
• Monitor, naast de procesvoortgang, ook de inhoudelijke ontwikkelingen in het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie. Zo ontstaat een landelijk beeld van de gevolgen van droogte en de risico’s die hiermee samenhangen. Ook krijgt de minister zo inzicht in de maatregelen die op lokaal niveau worden ontwikkeld en uitgevoerd en de knelpunten hierin. Met dit inzicht kan de minister bijsturen en kennis delen over de ontwikkeling en uitvoering van ruimtelijke maatregelen tegen droogte. Betrek hier de minister van BZK bij voor de bestrijding van droogte in de bebouwde omgeving.
• Versterk in het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie ook de samenwerking met de waterbeheerders, andere departementen (LNV, BZK) en decentrale overheden. Neem hierbij de manier waarop de samenwerking in het Deltaprogramma Zoetwater is georganiseerd als voorbeeld. Veel van de genoemde partijen vervullen al een rol in het Deltaprogramma Zoetwater. Betere samenwerking vergroot de aansluiting van het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie op het Deltaprogramma Zoetwater.
• Voor de droogteproblematiek die te maken heeft met grondwater, is belangrijk dat er meer samenhang komt tussen de Deltaprogramma’s Zoetwater en Ruimtelijke Adaptatie. Versterk daarom de afstemming tussen deze deltaprogramma’s op het gebied van droogte. Geef hierbij duidelijk aan welke typen maatregelen thuishoren in welk programma, en welke maatregelen eventueel programma-overstijgend zijn.
Minister erkent noodzaak
In een reactie laat Van Nieuwenhuizen weten zich verantwoordelijk te voelen voor de droogteaanpak en de noodzaak voor ruimtelijke keuzes en maatregelen te erkennen. Ze geeft aan het belang van een goede aansluiting van het Deltaprogramma Zoetwater (DPZW) en het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie (DPRA) te onderstrepen en hierin al stappen te hebben genomen. Ook zegt ze toe de voortgang van de droogteaanpak goed te willen monitoren.
Monitoren inhoudelijke voortgang
Ze schrijft dat binnen de 45 werkregio’s van het DPRA de stresstesten zijn doorlopen. De betrokken overheden gaan de uitkomsten bespreken in risicodialogen. Dat moet tot concrete acties leiden om wateroverlast, hittestress, droogte en overstromingsrisico’s te bestrijden. De uitvoeringsagenda’s vormen volgens de minister een belangrijk aanknopingspunt om te gaan monitoren op de inhoudelijke voortgang. Van Nieuwenhuizen kijkt hoe ze de ondersteunende rol vanuit het Rijk kan versterken.