Minister Schouten van LNV is het niet eens met de kritiek van meerdere organisaties op de tussenevaluatie van de Nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Het PBL heeft bij de beoordeling van waterkwaliteit volgens haar wel degelijk de juiste methode toegepast om normoverschrijdingen van gewasbeschermingsmiddelen in oppervlaktewater aan te tonen.
Het CDA-Kamerlid Von Martels had op 23 augustus vragen gesteld aan minister Schouten over de kritiek van verschillende land- en tuinbouworganisaties, zoals LTO Nederland, op de tussenevaluatie. Die geeft volgens de organisaties geen representatief beeld van de trend in normoverschrijdingen door de Nederlandse land- en tuinbouw. De gehanteerde steekproef zou niet representatief zijn omdat de meetpunten met de hoogste normoverschrijdingen zijn uitgekozen.
Landelijk meetnet
Schouten is het niet met de kritiek eens. In een Kamerbrief van 24 september schrijft zij dat het PBL in de tussenevaluatie gebruik heeft gemaakt van het landelijke meetnet gewasbeschermingsmiddelen. Dat is in 2013 door Deltares in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat opgezet. Samen met de waterschappen zijn 96 meetpunten geselecteerd. Die liggen in kleinere wateren, met meer normoverschrijdingen dan in grotere wateren.
Voor de tussenevaluatie is dit volgens Schouten geen probleem. Het meetnet is immers bedoeld om trends in kaart te brengen. Ook een nadere analyse van het Centrum voor Milieukunde Leiden (CML), dat dezelfde beoordelingssystematiek toegepast op alle (596) meetpunten, laat volgens haar een vrijwel gelijke trend zien.
Tussendoel niet gehaald
De minister schrijft verder dat voor de tussenevaluatie de meetgegevens tot en met 2017 beschikbaar waren. Het PBL en het CML keken naar het driejaarlijks voortschrijdend gemiddelde van het aantal overschrijdingen van de normen uit de Kaderrichtlijn Water. Hiermee bepalen ze een trend over de jaren heen en beperken ze het effect van afwijkende jaren door bijvoorbeeld droge of natte jaren. Het gebruik van deze methode is volgens Schouten mede op verzoek van sectororganisaties toegepast. Het PBL stelt terecht dat het tussendoel van 50 procent minder overschrijdingen in 2018 niet wordt gehaald.
Data zijn toegankelijk
De organisaties stellen dat de tussenevaluatie positiever had kunnen uitpakken. Het PBL had hiervoor de data van alle 600 meetpunten moeten gebruiken, evenals de beoordelingssystematiek van de Kaderichtlijn Water. Dan was de doelstelling van 50 procent minder normoverschrijdingen in 2018 ten opzichte van 2013 wel gehaald. Volgens het PBL hanteren ze echter een onjuiste rekenmethode.
Ook de suggestie dat het PBL in de tussenevaluatie naar de 15 meest vervuilende meetpunten heeft gekeken is volgens de minister onjuist. De meetpunten zijn aangewezen door de waterschappen om een verband met landbouwkundig gebruik aan te kunnen tonen. Het PBL is volledig transparant in de rapportage. Ook zijn de gebruikte wetenschappelijke data toegankelijk voor iedereen die de berekeningen wil herhalen, aldus Schouten