![rwzi Leiden Noord PFAS](https://www.waterforum.net/wp-content/uploads/2021/10/rwzi-Leiden-Noord-e1635190502214-696x422.jpg)
Op acht rioolwaterzuiveringen zijn metingen verricht in het binnenkomende en uitgaande afvalwater en in het zuiveringsslib, om de concentraties PFAS vast te stellen. Het resultaat: in alle onderzochte monsters van alle onderzochte rwzi’s is PFAS aangetroffen, zowel in het influent als het effluent. Volgens de onderzoekers moeten er meer bronnen zijn dan tot dusver bekend.
De onderzoekers, die de metingen verrichten in opdracht van de Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer (STOWA) en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, pleiten voor nader onderzoek. Uit het STOWA-rapport blijkt dat de concentraties PFAS in het effluent vaak hoger waren dan in het influent. Dat komt volgens de onderzoekers omdat in het influent naast bekende PFAS-verbindingen ook onbekende verbindingen zitten – verbindingen die op dit ogenblik nog niet kunnen worden aangetoond en gemeten. Het betreft met name PFAS-verbindingen waarbij niet alle beschikbare bindingsplekken zijn bezet door fluoratomen (de zogeheten PFAS-precursors). Deze niet-stabiele, ‘onmeetbare’ precursors worden volgens de onderzoekers in de rwzi deels omgezet in stabiele PFAS die wél kunnen worden gemeten. Dit leidt tot de aangetroffen hogere concentraties in het effluent. Deze bevindingen bevestigen bestaand buitenlands onderzoek.
Precursors beter in beeld krijgen
De verschillen duiden er volgens de onderzoekers op dat er meer bronnen moeten zijn dan die tot dusver bekend zijn. En dat het belangrijk is om de PFAS-precursors beter in beeld te krijgen en aan te pakken, om te voorkomen dat zij stabiele, niet-afbreekbare PFAS vormen. Zonder emissiereductie van deze precursors is verdere emissiereductie van stabiele PFAS in het milieu volgens de onderzoekers niet goed mogelijk.
Geen goede voorspeller
Uit het onderzoek kwam nog een punt naar voren dat volgens de onderzoekers pleit voor nader bronnenonderzoek. Het aandeel industriewater dat op een rwzi werd geloosd, bleek in deze meetcampagne – in tegenstelling tot wat werd verwacht – geen goede voorspeller voor de gevonden concentraties. Dit duidt er ook op dat de bronnen van waaruit Poly- en perFluorAlkylStoffen afkomstig zijn, volgens de onderzoekers nog niet goed in beeld zijn. De onderzoekers bevelen aan om te meten bij welke rwzi’s sprake is van een verhoogde PFAS-belasting en om de bevoegde gezagen de voorliggende bronnen op de riolering beter in kaart te laten brengen.
Metingen
De acht rioolwaterzuiveringen waar gedurende negen dagen metingen zijn verricht, waren onderverdeeld in rwzi’s met een bekende grote lozing van PFAS (hotspots), rwzi’s die bijna alleen huishoudelijk afvalwater behandelen, rwzi’s die een groot aandeel industrieel afvalwater behandelen en gemengde rwzi’s. De onderzoekers verwachtten dat er in het afvalwater van rwzi’s die in verhouding veel industrieel water behandelden, ook hogere concentraties zouden worden aangetroffen.
Resultaten
In álle onderzochte monsters van álle onderzochte rwzi’s zijn echter concentraties PFAS aangetroffen, zowel in het influent als in het effluent. De concentraties PFAS totaal liggen in influent én effluent in de ordegrootte 10 – 1000 nanogram/l en voor zuiveringsslib in de ordegrootte 10 – 100 microgram/kg droge stof. Die concentraties zijn lager dan die worden gevonden voor veel andere microverontreinigingen in afvalwater, zoals medicijnresten. Die liggen in de ordegrootte van 200 nanogram tot enkele microgrammen per liter. Maar PFAS hebben al bij zeer lage concentraties een hoog gezondheidsrisico. Er bestaan nog geen normen voor toegestane concentraties in afvalwater en zuiveringsslib in Nederland.
Biologische zuivering verwijdert PFAS niet
Uit een vergelijking van de concentraties Poly- en perFluorAlkylStoffen in influent en effluent blijkt dat de biologische zuivering van afvalwater op de acht onderzochte rwzi’s er niet in slaagt om PFAS te verwijderen. Met de huidige stand van kennis is volgens de onderzoekers ook niet duidelijk of verwijdering van deze stoffen op rwzi’s met vergaande zuiveringstechnieken (zoals binding aan actiefkool) technisch mogelijk en kosteneffectief is. Een opmerkelijke conclusie, aangezien diverse ingenieursbureaus, watertechnologiebedrijven en onderzoeksinstituten juist hoog opgeven van toepassing van actiefkool voor het verwijderen van organische microverontreinigingen. In het rijtje micro’s dat met actiefkooldosering kan worden aangepakt, prijkt naast medicijnresten toch vaak ook PFAS. Ook STOWA stelde bijvoorbeeld bij de PACAS-proefinstallatie op rwzi Papendrecht vast dat de hoeveelheid organische microverontreinigingen in afvalwater fors afnam na de dosering van poederkool.