Kamerlid Suzanne Kröger van Groen Links stelt dat er in een circulaire economie geen ruimte is voor persistente stoffen (foto: Tweede Kamer).

De Tweede Kamer heeft een motie aangenomen die de regering oproept met de industrie afspraken te maken over de uitfasering van persistente stoffen. Kamerlid Suzanne Kröger diende (GroenLinks) de motie in omdat in haar ogen in een echte circulaire economie geen ruimte is voor persistente stoffen, die zich ophopen in het milieu en in onze lichamen en slecht afbreekbaar zijn. In een andere aangenomen motie riep de Kamer op tot meer kennisdeling over gevaarlijke stoffen.

De moties waren onderdeel van de behandeling van de begroting van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Hierbij is veel gesproken over de relatie tussen industriële lozingen, de kwaliteit van het oppervlaktewater en de kwaliteit van het drinkwater. De directe aanleiding daarvoor was de bezorgdheid bij bewoners in de omgeving van het bedrijf Chemours in Dordrecht. De discussie in de Kamer richtte zich op de toelatingseisen voor chemicaliën volgens de Europese Reach-verordening en het opleggen van lozingseisen aan de industrie als zich benedenstrooms een innamepunt bevindt voor drinkwater.

Meer kennisdeling
De meeste moties die door de Kamer op dit punt waren ingediend, zijn door de regeringspartijen verworpen met de gedachte dat er geen aanscherping nodig is om incidenten als met de lozing van GenX-stoffen door Chemours, en vorig jaar de lozing van pyrazool vanaf het Chemelot terrein in Limburg, te voorkomen.
Opvallend was dat een motie van Kamerlid Corrie van Brenk (50plus) en Cem Lacin (SP) die het wel haalde omdat van de regeringspartijen de CU wel voor stemde. De motie riep de regering op tot meer kennisdeling over gevaarlijke stoffen.

Actieplan
In een andere motie riep Kamerlid Lacin in de regering op tot een actieplan voor een betere bescherming van drinkwaterbronnen bij het afgeven van industriële lozingsvergunningen. Zijn motie had specifiek betrekking op de problematiek van ‘opkomende’ stoffen waarvan op het moment van de aanvraag van de lozingsvergunning nog niet precies bekend is hoe persistent of toxisch een stof is. De motie is niet aangenomen.
Nederland heeft al regelgeving (Algemene Beoordelingsmethodiek en het Handboek immissietoets) die het lozen van ‘zeer zorgwekkende stoffen’ aan banden legt. In Europees verband wordt gekeken hoe deze regelgeving ook kan worden gebruikt voor stoffen waarvan onvoldoende bekend is om tot een besluit te komen over de persistentie en toxiciteit.

Internationaal verband
Voor de drinkwatersector specifiek geldt dat de bestaande regelgeving voorbij gaat aan de beoordeling de van de mobiliteit van een stof. Een stof die door lozing in een drinkwaterbron (grondwaterwater, rivierwater) terecht komt, kan ook zeer mobiel en extreem goed in water oplosbaar zijn. Deze stoffen worden er bij de drinkwaterbereiding niet uitgehaald.
De Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI) heeft in een reactie laten weten bereid te zijn om over de uitfasering van persistente stoffen in overleg te treden. De vereniging wijst er wel op dat er niet altijd alternatieve stoffen zijn voorhanden zijn. Verder wijst de VNCI erop dat de aanwezigheid van persistente stoffen in het milieu grensoverschrijdend is alleen in internationaal verband kan worden aangepakt.

Vervuiler betaalt
De Vereniging van drinkwaterbedrijven in Nederland (Vewin) reageert positief op de brede aandacht in de Tweede Kamer voor een betere bescherming van drinkwaterbronnen. In een reactie op het Kamerdebat onderschrijft Vewin de uitspraak van Kamerlid Lacin dat strengere regels nodig zijn omdat anders drinkwaterbedrijven genoodzaakt zullen zijn hun zuiveringsinstallaties uit te bereiden en daarmee kosten gaan maken die op het bordje komen van de drinkwaterconsumenten. Volgens Vewin strookt die niet met het principe ‘de vervuiler betaalt’.