Door het waterpeil in veenweidegebieden te verhogen, wordt bodemdaling en de uitstoot van CO2 voorkomen (foto: Wikimedia Commons).

De Natuur- en Milieufederatie Utrecht (NMU) is deze zomer gestart met een project dat moet verkennen of een regionaal systeem van CO2-compensatie opgezet kan worden om de uitstoot van klimaatgassen van het veenweidegebied te beperken. Het concept met de naam ‘Valuta voor Veen’ is oorspronkelijk bedacht door milieufederaties in het noorden van het land.

Het oorspronkelijke idee achter Valuta voor Veen is eenvoudig: het waterpeil in agrarische gebieden wordt omhoog gezet en daarmee wordt bodemdaling en de uitstoot van CO2 voorkomen. Deze vermindering van CO2-uitstoot kan worden verkocht in de vorm van CO2-credits aan bedrijven, overheden en burgers die op vrijwillige basis hun CO2-uitstoot willen compenseren. Het is een model waarmee volgens de initiatiefnemers een economische drager voor natter landgebruik mogelijk wordt gemaakt. Dit zou ook positieve effecten hebben op de natuur, bijvoorbeeld op weidevogels.

Twee kansrijke scenario’s
In 2014 hebben de Natuur- en Milieufederatie Groningen (NMF Groningen) en IMSA Amsterdam een haalbaarheidsstudie gedaan naar het CO2-emissiereductiepotentieel van veengebieden en het opzetten van een (regionale) CO2-compensatiemarkt. Een publiekssamenvatting van die studie is te downloaden van de website van de NMF Groningen. Voor de studie zijn twee scenario’s doorgerekend waaruit blijkt dat het Valuta voor Veen-concept kansrijk is. Het landbouwscenario toont aan dat de opbrengsten vanuit de koolstofmarkt in potentie voldoende zijn om de benodigde investeringen binnen 7 tot 12 jaar terug te verdienen, mits het waterpeil voldoende wordt verhoogd. Bijkomend voordeel van dit scenario is dat landbouwkundig gebruik van de gronden nog steeds mogelijk is en veenoxidatie en bodemdaling vertraagd worden. Binnen het natuurscenario zijn de opbrengsten vanuit de koolstofmarkt het hoogst, maar niet voldoende om binnen redelijke termijn ook de aankoopkosten van de grond terug te kunnen verdienen. Wel zou het beheer van de gerealiseerde natuurgebieden vanuit de opbrengsten gefinancierd kunnen worden. Voordeel van dit scenario is dat veenoxidatie en bodemdaling in hun geheel worden tenietgedaan en er waardevolle natuurgebieden worden ontwikkeld.

In Friesland is het ook al verkend
Vanuit Groningen is het idee overgewaaid naar buurprovincie Friesland. De Noardlike Fryske Wâlden en de Friese Milieufederatie hebben vorig jaar het concept uitgebreid verkend door middel van een literatuurstudie, metingen en proeven in het veld en een marktverkenning. Het eindrapport is te downloaden van de website van de Friese Milieufederatie. Uit deze verkenning bleek dat er interesse was van bedrijven, burgers en overheden om CO2-certificaten te kopen. Voldoende om het concept verder uit te werken, waarvoor de provincie Friesland een ondersteuningssubsidie toezegde van circa 150 duizend euro. Afgelopen zomer presenteerden de Friese Milieufederatie, LTO Noord Projecten en de agrarische collectieven Noardlike Fryske Wâlden en Lege Midden hun plan aan de deskundigencommissie van de Nationale Koolstofmarkt, een markt waar vrijwillig vermeden tonnen CO2 verhandeld kunnen worden. De commissie bestaat uit voormalig milieuminister Jacqueline Cramer, Elfrieke van Galen van de Nederlandse Emissieautoriteit en de Groninger hoogleraar Catrinus Jepma.

Verschillen tussen Noord-Nederland en Utrecht
De uitgangssituatie in het noorden van Nederland is volgens de NMU echter heel anders dan in het Hollands-Utrechtse veenweidegebied. De veengebieden in het westen zijn veel minder diep ontwaterd en daardoor zijn de mogelijkheden voor het opzetten van waterpeilen veel beperkter. Het is daarom volgens de NMU van belang dat het Valuta voor Veen-model op maat wordt gemaakt voor de west-Nederlandse omstandigheden. In de verkenningsfase spreekt de NMU met diverse experts en onderzoekt ze of het een model is dat ook in Utrecht zou kunnen worden toegepast, en onder welke voorwaarden. Bij een positieve uitkomst van de verkenningsfase gaat de federatie verder met een marktverkenning onder bedrijven. Uiteindelijk zal worden gezocht naar een locatie waar het model ook echt in de praktijk kan worden gebracht.