Het boerenprotest bij waterschap Vallei en Veluwe had succes. Het waterschap besloot een deel van de voorgenomen tariefstijging uit eigen reserves te betalen (foto: Vallei en Veluwe).

Niet alleen de stikstofproblematiek zorgt voor boze boeren die met hun tractors oprukken naar de ‘centra van de macht’. Ook de verhoging van de tarieven die veel – niet alle – waterschappen willen doorvoeren voor de categorie Ongebouwd maakt de boeren boos. Gemiddeld gaan boeren in Nederland 6 procent meer aan het waterschap betalen.

Dat blijkt uit de begrotingen die de waterschapsbesturen momenteel voor 2020 gereedmaken. In de laatste weken van het jaar wordt daar bij alle waterschappen over gestemd. In sommige waterschappen heeft dat al tot veel commotie geleid, maar veel waterschapsbesturen laten de boze agrariërs weten dat ze er weinig aan kunnen veranderen. De 6 procent belastingstijging voor agrarische bedrijven is fors hoger dan die voor huishoudens, die gemiddeld 3,6 procent meer gaan betalen. Dit zou volgens de Unie van Waterschappen het gevolg zijn van een arrest van de Hoge Raad.

Kamervragen over tariefstijgingen
Half november stelden de VVD-Kamerleden Remco Dijkstra en Albert van den Bosch, naar aanleiding van de commotie die was ontstaan over de stijging van de waterschapsbelastingen voor agrariërs in Waterschap Zuiderzeeland, vragen aan minister Cora van Nieuwenhuizen van Infrastructuur en Waterstaat. Op 5 december beantwoordde de minister deze vragen in een brief aan de Tweede Kamer. In dat antwoord verwijst zij ook naar het arrest van de Hoge Raad. ‘De uitspraak van de Hoge Raad heeft betrekking op de watersysteemheffing van Waterschap Zuiderzeeland en speelt zich af binnen de categorie Eigenaren ongebouwde onroerende zaken’, schrijft de minister. ‘Binnen deze categorie heeft het waterschapsbestuur de bevoegdheid om voor verharde openbare wegen binnen een bepaalde bandbreedte een hoger tarief vast te stellen dan volgt uit de hoofdregels voor het toedelen van de kosten. Tot nu toe werden bij de verharde wegen ook aanpalende onverharde delen gerekend. Dat laatste heeft de Hoge Raad nu gecorrigeerd.’

Verhoogd tarief kan over minder hectares worden geheven
De Hoge Raad oordeelde dat bijvoorbeeld bermen en bermsloten niet tot de verharde openbare weg zijn te rekenen. De consequentie daarvan is dat het extra verhoogde tarief voor verharde oppervlakten nu over minder hectares oppervlakte kan worden geheven, met als gevolg dat de derving daarvan automatisch wordt verdeeld over de niet verharde oppervlakten, te weten landbouwgrond, bouwgrond en andere grond. Het is dus niet zo dat door deze uitspraak specifiek agrariërs moeten betalen voor de onverharde delen van de weg. De Hoge Raad verwijst in de uitspraak naar de parlementaire geschiedenis van de bepaling. Hieruit blijkt dat een belangrijke reden voor de geboden mogelijkheid tot zogenoemde tariefdifferentiatie is dat de verharde oppervlakten van wegen hoge piekafvoeren van hemelwater kunnen veroorzaken, waarvoor een grote capaciteit van het watersysteem nodig is. Voor de onverharde delen gaat dit niet op.

Tariefstijging door meer investeringen
Het arrest van de Hoge Raad is een verklaring voor het verschil tussen de lastenstijging van de huishoudens en de agrariërs, maar niet voor de hoogte van de stijging. Die is weliswaar in elk waterschap anders, maar de meeste waterschapsbesturen geven aan extra te investeren in maatregelen tegen hoogwater of juist droogteproblemen. Dat betekent stijgende kosten voor de waterschappen, dus een lastenstijging voor burgers, boeren en bedrijven. Hoe die kosten worden verdeeld, is uiteraard een politiek besluit in het waterschapsbestuur.

Jaarlijks 7000 euro voor een bedrijf van 60 hectare
Voorbeeldberekeningen van waterschappen laten zien dat voor een bedrijf van 60 hectare een agrarische ondernemer circa 7000 euro per jaar betaalt aan het waterschap. De verschillen tussen waterschappen zijn echter groot. Sommige brengen boeren volgend jaar minstens 10 procent meer in rekening dan het jaar ervoor, andere slagen erin de lastenstijging te beperken tot enkele procenten. Bij het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier gaan de boeren zelfs 1,8 procent minder betalen, want daar worden deze lasten verschoven naar burgers met huizen met een hoge WOZ-waarde.

Boze boeren uiten hun ongenoegen
De tariefstijgingen waren voor boeren in de waterschappen Vallei en Veluwe en Fryslân reden om op de tractor te stappen en bij het hoofdkantoor van het waterschap hun ongenoegen te uiten. In Vallei en Veluwe had dat succes. Het waterschap besloot na het boerenprotest een deel van de voorgenomen stijging uit eigen reserves te halen. Het bestuur van Wetterskip Fryslân was minder gevoelig voor de protesten. In Friesland heeft het waterschapsbestuur juist besloten in één keer door de zure appel heen te bijten en een grote, eenmalige lastenstijging voor boeren en burgers door te voeren, omdat de schulden relatief groot waren. In de komende jaren zou dan een kleine inflatiecorrectie voldoende moeten zijn. Voor 2020 is de stijging voor een agrarisch bedrijf in Friesland 15,3 procent. Ook de Friese burgers gaan fors meer betalen dan het landelijk gemiddelde: maximaal 8 procent.

Meer waterschappen boven het landelijk gemiddelde
Waterschap Zuiderzeeland in Flevoland, het waterschap dat de rechtszaak verloor bij de Hoge Raad vanwege de hogere wegenheffing, gaat in zijn begroting voor volgend jaar uit van een tariefstijging van 7,3 procent voor de boeren. En waterschap Brabantse Delta verhoogt de lasten voor boeren eveneens met 7 procent. Waterschap Hollandse Delta stelt zijn begroting vast op 12 december, maar de kans is groot dat ook daar de stijging vrij fors zal zijn. Deze zomer schreef het waterschap namelijk nog het volgende op zijn website: “Door strakke financiële sturing in het verleden is een achterstand ontstaan in het beheer en onderhoud van de bezittingen en installaties van waterschap Hollandse Delta. Om dit weer op orde te brengen is een flinke inhaalslag nodig. Daarom wil het waterschap fors investeren in veilige en betrouwbare installaties en bezittingen.”