De mestontheffing geldt onder strengere voorwaarden voor twee jaar. (foto: Bdk / Creative Commons).

Dijkgraaf Lambert Verheijen van waterschap Aa en Maas wil een objectief meetsysteem om de effecten van het uitrijden van mest op de waterkwaliteit in de hand te houden. Dat pleidooi houdt hij nu het mestprobleem volop in de schijnwerpers staat, vanwege een artikel in NRC Handelsblad over grootschalige fraude door mestbedrijven in Oost-Brabant en Noord-Limburg.

Voor Verheijen stond al langer vast dat mestfraude een aandeel had in de slechte waterkwaliteit. Want ondanks scherpere mestregels en ecologische maatregelen verbeterde die de afgelopen jaren niet of nauwelijks. “We wisten dat er ergens iets niet klopte, dat zagen we aan de cijfers onder de streep. In de toestandsrapportage 2013 bleken de hoeveelheden nitraat en fosfaat in het oppervlaktewater niet af te nemen, terwijl we toch allerlei maatregelen hadden getroffen en de mestregels waren aangescherpt. We vroegen ons al af hoe dat kon”, aldus de dijkgraaf.

Tientallen miljoenen euro’s voor verbetering van de waterkwaliteit
Volgens Verheijen worden door het waterschap elk jaar tientallen miljoenen euro’s geïnvesteerd in de verbetering van de waterkwaliteit. “Onze zuiveringsinstallaties zijn in staat om negentig procent van het fosfaat en nitraat uit het water te halen. Daarnaast investeren we miljoenen euro’s in ecologische verbindingszones en beekherstel. In eerste instantie zien we dan een opleving bij flora en fauna. Maar alle fosfaten en nitraten die van de weilanden en akkers in het water terechtkomen, zorgen ervoor dat dat effect weer snel teniet wordt gedaan.”

Sensoren en gebiedsgerichte handhaving
Een mogelijke oplossing is volgens de dijkgraaf om in de sloten in het agrarisch gebied sensoren te hangen die het uitgespoelde nitraat en fosfaat kunnen meten. Zo zou het schadelijke effect van mest op de ecologische kwaliteit van het oppervlaktewater kunnen worden vastgesteld. “Het gaat in ons gebied om zo’n tweeduizend kilometer aan watergangen”, zegt Verheijen, “dus het vergt een behoorlijke investering. Maar het levert ook wat op: als we bij elke boer een sensor in de sloot hangen, kunnen we eventuele boosdoeners snel opsporen.” Zo’n meetsysteem leidt volgens de dijkgraaf bovendien tot maatwerk, aangezien gebiedsgerichte handhaving op basis van Europese normen mogelijk wordt. Verheijen is daar een groot voorstander van: “Daarmee zou per watergang kunnen worden bepaald wat boeren maximaal aan mest mogen uitrijden. Waterschappen, gemeenten, provincies en boerenorganisaties zijn al over zo’n systeem in gesprek.”

Haken en ogen
Voorzitter Hans Huijbers van boerenorganisatie ZLTO is echter minder enthousiast. Volgens hem kleven er namelijk de nodige haken en ogen aan zo’n systeem. Hij stelt dat niet zomaar is te bepalen wie exact voor bepaalde uitspoeling verantwoordelijk is, want “aan sommige sloten zitten wel tien of twaalf eigenaren van de grond”. Dijkgraaf Verheijen reageert vooralsnog diplomatiek op de scepsis bij de boerenvoorman: “Zijn reactie komt wat defensief over.”

‘Grijze deken over de waterkwaliteit’
De dijkgraaf meent dat met de sensoren in de watergangen veel beter het causale verband is te berekenen tussen het uitrijden van mest en de waterkwaliteit. “Bij industriële bedrijven die op het riool lozen, worden overtredingen dankzij metingen in het riool snel vastgesteld en kunnen we de overtreder aanpakken. Dat moet bij agrarische bedrijven ook mogelijk worden”, vindt Verheijen. “Maar het gaat niet alleen om overtredingen. Op deze manier kunnen we ook beter vaststellen of er sprake is van achtergrondbelasting of historisch aanwezige verontreinigingen. Dat kunnen we nu nog niet. Qua koppeling van oorzaak en gevolg zitten we momenteel in een impasse in het KRW-dossier. Er ligt nu een grijze deken over de waterkwaliteit in agrarisch gebied: we tasten vaak in het duister als het gaat om het traceren van de grootste nitraat- en fosfaatbronnen. Aan die situatie moet een eind komen.”

Bedrijfswaterplannen
Het waterschap gaat het idee van het objectieve meetsysteem indienen bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). “Wij hebben in dezen immers geen handhavende bevoegdheid”, zegt de dijkgraaf. Verder gaat Aa en Maas met de agrarische bedrijven in zijn gebied in gesprek over het opstellen van bedrijfswaterplannen, die ook inzicht moeten geven in zaken als bodembeheer en liefst ook meetgegevens van de gewenste sensoren.

‘Niet alleen de mestfraude is het probleem’
De door NRC Handelblad blootgelegde fraude heeft ervoor gezorgd dat het mestprobleem nu even volop in de belangstelling staat. De dijkgraaf is blij met die extra aandacht, maar benadrukt dat als de mestfraude wordt aangepakt, dat nog niet wil zeggen dat het nitraat- en fosfaatprobleem in het oppervlaktewater is opgelost. “Er speelt meer”, zegt Verheijen. “We zitten ook met een probleem met de normering. De norm voor nitraat in het oppervlaktewater is namelijk vijf maal strenger dan de norm voor grondwater. Maar die twee staan natuurlijk in verbinding met elkaar, zeker in agrarisch gebied. We hebben in een brief aan het Rijk al aangegeven dat Den Haag moet zorgen voor een betere afstemming van de grondwater- en oppervlaktenormering. Misschien is dit nog wel een groter probleem dan de mestfraude.”

Het artikel in NRC Handelsblad
Van de 56 transporteurs, handelaren, verwerkers en bemiddelaars van dierlijke mest in Brabant en Limburg zijn 36 bedrijven in de afgelopen jaren veroordeeld, beboet of verdacht, zo is te lezen in het artikel in NRC Handelsblad. Veehouders mogen slechts een deel van de mest uitrijden, om een overschot aan fosfaat en nitraat in de bodem te voorkomen. De rest van de mest moet worden afgevoerd, maar dat kost 1000 euro per vracht. Boeren werken daarom samen met transporteurs en doen alsof ze mest vervoeren. De administratie klopt, maar in de praktijk rijden vrachtwagens leeg heen en weer. In plaats van bij de mestverwerker, komt het spul dus vaak tóch terecht op het land. Daardoor spoelen er uiteindelijk veel meer fosfaten en nitraten uit naar het oppervlaktewater.