Thea Schukken van beeld in werking zorgde voor de visualisatie van de STOWA-bijeenkomst (foto: Twitter).

Waar komen micro’s vandaan? Hoe kunnen we ze effectief en betaalbaar uit rwzi-afvalwater verwijderen? En hoe meten we het resultaat? Deze vragen stonden 8 maart centraal tijdens de STOWA-bijeenkomst ‘Microverontreinigingen in water: al doende leren, al lerende doen’ in het Beatrix Theater in Utrecht die vooral werd bezocht door zuiveringsexperts van waterschappen.

Ruim 185 deelnemers kwamen in Utrecht bij elkaar om zich door verschillende sprekers te laten informeren over de laatste stand van zaken op het gebied van microverontreinigingen in water. Hierbij gaat het om een breed scala aan micro’s, variërend van medicijnresten en antibiotica tot biologische ziekteverwekkers, pesticiden en microplastics. De huidige zuiveringstechnieken in rwzi’s kunnen deze micro’s maar voor een deel verwijderen. De 60 miljoen euro die het Rijk eind vorig jaar beschikbaar stelde om al lerend nieuwe technieken te implementeren om medicijnresten te verwijderen, heeft een beweging in de watersector op gang gebracht, bleek in Utrecht.

Veel onderzoek
Zo vindt er momenteel veel onderzoek plaats om te kijken waar de micro’s precies vandaan komen en met welke technieken ze het beste uit het rwzi-afvalwater kunnen worden gehaald. STOWA coördineert twintig studies die onder meer inzicht moeten geven in de kosten, het verwijderingsrendement en het niveau waarop verschillende zuiveringstechnieken klaar zijn voor toepassing in de praktijk. Binnen de studies vinden nu al proefprojecten plaats, zoals op rwzi Aarle-Rixtel. Eind vorig jaar ging daar een pilot van start met twee technieken om medicijnresten uit afvalwater te halen: UV plus waterstofperoxide en ozonisatie. Andere studies, zoals het universitair onderzoeksprogramma ‘Opkomende stoffen’ dat in 2017 van start ging, leiden waarschijnlijk pas over enkele jaren tot proefprojecten.

Voorlopige resultaten
Tijdens de bijeenkomst deelden sprekers soms voorlopige resultaten van proefprojecten. Zo gaf Robert Kras van waterschap Aa en Maas aan dat alle data van de pilot in Aarle-Rixtel nu binnen zijn. Het waterschap is nu gestart om de resultaten van de twee technieken met elkaar te vergelijken. In een vervolgtraject wil het waterschap het energieverbruik van de UV en waterstofperoxide technologie naar beneden brengen. Ook kijkt het waterschap met de technologieleveranciers naar manieren om het hoge bromaatgehalte dat door ozonisatie ontstaat te verminderen. Bijvoorbeeld door de opgeloste organische koolstof (DOC) in het afvalwater te reduceren, waardoor minder ozon nodig is.

Fysisch chemische zuiveringstechnieken
Verder bleek dat waterschappen in de toekomst waarschijnlijk vaker gebruikmaken van fysisch/chemische zuiveringstechnieken die bij drinkwaterbedrijven al ingeburgerd zijn. Zo test waterschap Vallei en Veluwe vanaf 1 april in een pilotplant in Wilp een nieuwe combinatie van zuiveringstechnieken om zo schoon mogelijk water te produceren. Hierbij vervangt een combinatie van elektrocoagulatie, een DAF-installatie en nanofiltratie, de traditionele biologische zuivering om onder meer zo schoon mogelijk water te produceren.

Toekomst ‘waterfabrieken’
George Zoutberg van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en Ferdinand Kiestra van Waterschap Aa en Maas gingen tijdens hun presentatie dieper in op de toekomst van deze en andere ‘waterfabrieken’. Uit hun verhaal bleek dat de urgentie om gezuiverd rioolwater te hergebruiken door de toenemende droogteperiodes alleen maar toeneemt. In Zuid-Europa is het al heel gebruikelijk. Maar ook in Nederland is er steeds meer belangstelling, bijvoorbeeld vanuit de industrie. Zo heeft waterschap Aa en Maas contact met een grote Brabantse vleesverwerker die geen grondwater meer mag onttrekken. Het bedrijf moet binnen twee jaar een alternatief bedenken voor de 750.000 kubieke meter water die het jaarlijks nodig heeft. Gezuiverd rioolwater biedt mogelijk een oplossing. Daarnaast is gezuiverd rioolwater in de toekomst wellicht een bron voor drinkwater.

Oorsprong microverontreinigingen
Om de oorsprong van micro’s in kaart te brengen is ook vooruitgang geboekt, bleek uit de presentatie van Maarten van der Ploeg van RIWA-Maas. De organisatie heeft nu een aardig beeld waar vervuilende industrieën zich bevinden, wat ze produceren en welke stoffen mogelijk in het oppervlaktewater komen. In Wallonië is hiervoor een geografisch informatiesysteem ontwikkeld waarmee waterbeheerders kunnen zien welke stoffen bedrijven lozen. Drinkwaterbedrijven kunnen zo beter de risico’s voor de drinkwatervoorziening in kaart brengen.

Zeer geslaagde dag
Onderzoekscoördinator Bas van der Wal van STOWA kijkt terug op een zeer geslaagde dag. “Er gebeurt ontzettend veel op het gebied van micro’s. Niet alleen in onderzoek, maar ook in proefprojecten. Het is bijna ondoenlijk om alle betrokken partijen hierover gelijktijdig te informeren. In Utrecht zijn wij met z’n allen weer een stuk verder gekomen. Voor toekomstige evenementen zou ik graag ook vertegenwoordigers van de industrie, de landbouw en andere betrokkenen willen zien. De STOWA ziet het als een uitdaging om voor een volgende bijeenkomst een programma samen te stellen dat ook die doelgroepen aantrekt.”